maandag 8 januari 2018

witte lelies


het verward beweeg der tijdlozen
wachtend in de regen,
tot de strijd is gevoerd
schelle hese krijsen verstild,

De zon is gezonken
het ruisen van wind door blaadren
en door de bomen: het
wegtrekken  van treurende wolken

t'pikdonkert en ademt
bloed en aarde,spuwend
wenkt de stervenden
aan niks denkend
de akkerzwarte stilte in,

aldaar....

trommels en donderingen,
het verward beweeg der tijdlozen
weerklinken in het ruim heelal,

je wist dat ze komen zal,
De grootmoeders van de overwal.
Beveelt, die moet sterven
jij, die moet gaan!

Het wijzen hare spitse vingers
deed mijn bleke ogenopenslaan,
naar de helle maan
die hen de glans toedekt
van een diepblauwe hemeltrans.

D.

uit
mn menshuid
gekropen

ik kus de schaduw
en vlieg en ga hoog maar
als ik echt kon toveren,
( echt waar! )

dan toverde
ik
mezelf
naar een tijd
zonder jouw.
zoals nu.

maar dan zonder
vroeger.




woensdag 21 juni 2017

Verstuurd

Tastetend in het donker
mijn hand over het laken,
in het bed waar wij zitten/zaten,
lagen. rauw vlees aan vlees
zij aan zij,
dichtbij, dichter, in je: dichtstbij.
meng ik met u.
en u met mij.

vonk en vuur
kleur geel en rood
kronkel tegen de sterren,
 spring.open, bloot.
naakt.hoog.de NACHT in.

Ik had je, dacht ik,
 even vast. maar tevergeefs
het evenbeeld dat mij beziet,
mijn eenzaam walsen volgt/lijdt
ontkend/ziet.

ontvouwt zich na het vallen van de slaap...
het vergeefse zoeken: je hand/haar /huid.

bloot,
naakt.
in het bed, over het laken
repeteer ik stoïcijns
t strelen,t kussen, de passen.
voor het
geval dat/ooit/misschien
of enkel voor de
herinnering aan toen.

Toen enkel jij mij ziel omkapseld/vasthoudt/grijpt,
mijn hart behuisd/begrijpt
ontvlamt/raakt.

Ontwaak ik overtuigd;
 in het bed
over het laken
waar je lag/was/suist.
fluistert het genadeloos besluit:

Ik ben zoek en jij bent kwijt.
Ik ben zoek en jij bent kwijt.
woensdag 7 juni 2017

Eeuwig.

Eeuwig.

straatje waar zij niet staat,
steentje die niet breekt/kraakt
of ketst tegen een pui of
raam, weerspiegeld alles behalve
haar en het licht dat van alles
ook haar rok niet raakt
geen schaduw valt er om
haar lichte blonde haar en
rok die niet dansen op 'briesje
wind die vlaagt niet over ons

kijkt niet naar  die niet terug staart
liefde die het hart niet raakt,
geen poorten en onbewaakt
niet aan en nooit uit
ontwetend zijn de ogen
van de blinde maar een
ontwetend is de

mond die de lucht zo teder kuste
de dromen proeft, die je nooit
zal temmen of de smaak zal proeven
 van je lusten.geen hoofd die nooit lande in mijn schoot,
kwam nooit ten ruste. geen hand die streelde
of mij suste. en nooit en tevergeefs zocht
en  nooit wat heeft gevonden.niet wetend wat er miste.


geen voorpret''ze is straks naakt''
niet innemend slikken
 als ze pal voor je staat.
Niet die blik, geen vlinder in je buik
geen knipoog, geen oogwenk,niet op tijd
 te vroeg of te laat. geen nu of (n)ooit of een

stem die mij niet vraagt om
hartstocht zonder vleugels,
 nooit gevallen in de ander
die mij nooit niet draagt. geen oerschreeuw
geem kleine mini wij'tjes.
enkel de stilte daar
niet willen vluchten, geen huis
nooit thuis of komen in haar
knuffels, alle goudblonde haren
waaien niet om mijn heen
niet samen maar alleen een


golf die de kust niet slaakt
pluk de dag, niet alle dagen.
niet heel maar half omvergeslagen
smetteloos, laat het hartje maar
onverslagen niet zitten, staan of slapen
geen dag of uur of maand of jaar
niet in elkaar gevlochten of
verticale dansen op
het donderen der nachten,
niet brullen van het lachen.

tot tweespalt gadeslagen, de helft is weggeslagen,
de tranen  blijven uit je ogen. als alle zomers die
genadeloos vervlogen.
dinsdag 6 juni 2017

Maanogen

dat ik stof ben,die ik leen, tot ik wederkerend ben.
en weer alleen en weer zwijgen
en dan  leren
in het schaduwblauw te blijven.
en daar dan dat ik eenzaam ben
ontkennen.

en dat ik door weilanden wil rennen.
door het dauw heen naar adem happen en wil hijgen.
en het liefste wil bezwijken
om languit de leegte te bezwijgen.

en zwemmen  naar de hemel
om dan mezelf te bevrijden
en steeds hoger willen stijgen,
en naar mezelf te kijken
naar het splitsen en het splijten


en dat ik dan donker en  in de vroegte sta
en wijdser strek en stiller ben en verder ga
dan de groote stilte ver boven, daar

tussen kolkend witte wolken en
de zwarte wateren  recht daarboven
daar vaart 'k langs de sterren,
de ogen sperren open
en daar dan dat ik eenzaam ben
ontkennen.
zondag 13 november 2016

Tussen stil en luid



smoor de woorden in uwen keel met zorgvuldige klanken tussen,
de stiltes, en volg mijn ademenloos dictee
huid aan huid  tot een schaamteloos publiek hangt aan vleselijke lussen,
waar ik baad of in blanke furie tegen opboks, daar ben ik
een god die niet bestaat, die je niet kan sussen.

omdat ik ben, wat je nog niet kent:

het voed en bezigt mij razernij tegemoed te komen aan uw eenvoud,
uwen gelijkeniszoekende kuddezucht. 
herhaal, herhaal, herhaal,
repetitie, repetitie,repetitie.

zo dicht ik uwen lichamen te samen,
zo rollen lange doffe kleden  als betonnen sluizen uit,
zo valt het kil besluit,
zo is het om te sterven, 
zo klinken naakte mensen, 
zo klinkt het vallen
huid aan huid,
  zo klinkt het stille luid.
zondag 6 november 2016

Wonen in de golven



De herfst kleurt weer groen rood geel  tot
onder de blauwende hemel men zijn grenzen verkent
de horizon kust. De zomer begraaf.

in de kou waar het 't groen van de
de polders afbijt. boeren, de weides van koeien bevrijd,
en tijd de seizoen weer lust en ik het jaar weer
in het donker berust.de leegte in fiets


dan volg ik de zee naar de horizon
van legers wolken win ik,
 altijd van dat wat alles omlijnd,
een verbeelde werkelijkheid is
de plek in mijn hoofd
waar 

het gekleid kind bestaat,
dat in de ijzige wind tegen de tijd in
toch met alles te samen weg rimpel.

wat ik ook denk,
waar ik ook ga.